Titicaca, La Paz & Coroico - Reisverslag uit Cuzco, Peru van frisodehartog - WaarBenJij.nu Titicaca, La Paz & Coroico - Reisverslag uit Cuzco, Peru van frisodehartog - WaarBenJij.nu

Titicaca, La Paz & Coroico

Door: Friso

Blijf op de hoogte en volg

01 Augustus 2016 | Peru, Cuzco

Ver voordat de haan kraait kom ik aan in Arequipa, zachtjes klim ik in een stapelbed in een kamertje vol Argentijnse backpacksters. In de late middag van die zelfde dag bevind ik me temidden van een stuk of veertig gefrustreerde medepasagiers van de veel te laat vertrokken bus naar Puno. "Vamos! Vamanos! Por que no vamos?" Roepen ze al stampend op de grond en beukend op de ramen telkens als de bus heel even stopt. Palmen maken langzaam plaats voor pijnbomen terwijl de bus omhoog klimt tot een meter of vierduizend. Na een tijdje vlakt het landschap langzaam af tot een glooiend gouden grasland, hier en daar doorklieft door donkerblauwe meren. Grote groepen llamas grazen op de schaarsbegroeide heuvels.

Pakweg zes uur rijden later kom ik in het donker aan in Puno, een middelgrote havenstad op achtendertighonderd meter hoogte, gelegen aan het Titicacameer, het grootste meer van Zuid-Amerika. Hoger kan geen enkel schip ooit komen, ieder ander meer op deze hoogte is bevroren. Dit meer niet, door haar ligging in de equatoriale zone en doordat het net een beetje brak is. Het proces der platentektoniek dat de Andes vormde, tilde niet alleen het hooggebergte op, maar ook een groot deel van de Stille Oceaan, vandaag de dag het Titicacameer genoemd. Nog steeds is deze binnenzee gevuld met maritieme fauna, aangepast te kunnen leven vele kilometers boven zeeniveau.

Na een koude nacht gehuld in dekens van alpacavacht verken ik kort de smalle straten van de oncharmante stad van stalen platen en gebakken steen. De hoop te kunnen eten op een plek met uitzicht op het hemelsblauwe meer vergaat me als ik buiten adem aankom bij de oevers van het water dat zich strekt tot aan de horizon. Geen gezellig tentje te bekennen, enkel snackbars met terras gericht op groenbesmeurde havenmuren. Dan maar eten met mijn rug gericht naar al dat fonkelende ochtendlicht. Een coca-theetje later pak ik vol hernieuwde levenslust een bootje naar een drijvend eiland zeven kilometer uit de kust, waar in klederdracht gehulde vrouwen, moddervet omdat ze nauwelijks van hun rieten eiland komen, voor toeristen Spaanse, Quechua maar ook Duits en Franse liedjes zingen.

De dag er op pak ik de bus richting Bolivia. Bij de grens moet iedereen de bus uit en de lange rij in. Daar raak ik al vrij snel aan de praat met twee ongeschoren Ieren genaamd Lewis en Connor. Die laatste heeft behalve dat van Ierland ook een paspoort uit de Verenigde Staten. Daarmee is hij Peru ingegaan, maar daarmee Bolivia niet in zonder eerst 185 dollar neer te leggen. Voor vijftig dollar koopt hij de Peruaanse douane om, die vervolgens een immigratie en een emigratie stempel in zijn Ierse paspoort zetten.

Samen met de Ieren, Duitse Leah en de uberduitse Wilhelm vaar ik in een motorboot het eindeloze meer op naar 'het eiland van de zon' waar, zo gaat althans de Inca mythe, ooit de zonnegod geboren is. Twee uur varen later meert ons bootje aan. We stappen uit en slepen onze backpacks stap voor stap een eeuwenoude elle lange trap op die het baaitje aan de zuidkant van het eiland met de heuvelrug verbindt. Hoge eucalyptusbomen zorgen voor een aangename geur. Grootmoeders geraniums gedijen hier en groeien stammen dik als polsen. Helder water klettert langs de trap omlaag. Na een tree of honderdtwee zeggen alle tien de benen "nee". Ik stop een vijftal droge monden vol met cocablad. Honderd meter hoger ligt een hostel van vijf huisjes in een gele bloemenzee. Mijn bed staat naast een raam dat uitkijkt op de diepe aankomstbaai, daarachter dertigduizend meter meer, vervolgens nog een heel stuk hoogland en als laatste de 'Cordilera Blanca' oftewel de witte gordel van Bolivia, het hoogste hooggebergte dat het land in tweeen deelt.

Het eiland van de zon doet haar naam eer aan. Door de hoogte is de lucht hier vele malen blauwer en de zon evenzoveel feller. De Andes vormt een doolhof waar de wolken in verdwalen en de wind heeft door de ijle lucht maar nauwelijks kracht waardoor het water vlak blijft als een spiegel en geluid zich nauwelijks voorplant. Stilte. Absolute stilte. Oorverdovend stille stilte. Een eiland zonder wind, zonder auto's, nauwelijks mensen in een oceaan van stiltaand water.

De ochtend na een eilanddag tezamen hebben onze Duitsers haast. Ze bedwingen in een korte spurt een heel stuk eiland, ik heb moeite het woord 'blitzkrieg' niet te laten vallen. Samen met de Ieren struin ik door de duinen. Aan het einde van de middag pakken we de boot naar het Boliviaanse Copacabana. Ik ken de foto's van het strand in Rio, dit is vele malen kleiner en misschien wat minder groen, maar de opzet is hetzelfde, een halfrond strand omringd door steile bergen. We eten wat en pakken dan de bus naar de hoogste hoofdstad van de wereld, de hoofdstad van Boliva genaamd 'La Paz', oftewel 'de vrede'.

Na een uur of twee, nog steeds aan weerszijden omringd door water, moet plots iedereen de bus uit. Heeft het te maken met de harde knal die ons daarnet deed opschriken? Is het een lekke band? Het oponthoud blijkt van een ander soort. De hele bus moet op een bootje dat maar nauwelijks groter dan het voertuig is, met passagiers en al zou dat bootje vrijwel zeker zinken. Wij pakken dus een ander bootje, en ontmoeten onze bus pas na een uur weer aan de overkant.

Het roestig barrel ploetert uren door het vlakke hoogland. Als de nacht valt maakt de weg plaats voor een vegetatieloze strook. Langzaam doemen steeds meer witte en oranje lichten op. Vuilnisvuur in vaten langs TL-verlichtte straten warmt de zwervers en de honden op. Kilometers lang herhaalt zich dit tafreel. Plotseling verschijnt er tussen twee onafgebouwde krotten een gigantisch fonkelend juweel met een miljoen facetten. De stad stroomt een ravijn in. Onze monden vallen open van verbazing en ontzag.

We dumpen onze backpacks in een hostel waar een foto van de stad in 1880 hangt. ´I pa pa lin´mompel ik kijkend naar de foto van de hoofdstraat die doet denken aan een scene uit een cowboyfilm. Een kerkje in een vrijwel leeg ravijn aan een straatje zonder stenen vol met koetsen achter paarden. Nog geen half uur later loop ik door dat zelfde straatje, kijkend naar dat zelfde kerkje dat ingebouwd door hectometershoge wolkenkrabbers. De gevels van het ooit zo rustig oogend straatje zijn volledig overwoekerd door een wildgroei aan reclameborden, neonlichten, vele lagen afgescheurde aanplakposters, smakeloze snackbarslogans, knipperende kerstverlichting en verweerde vlaggen. Een reusachtige arachnoide heeft hier als een bovenmaatse langspootspin een ongeordend web van stroomdraden gesponnen om techniekverslaafde mensen in verstrikt te laten raken. Kluwes kabels knopen kriskras kruispunten en krotten aan elkaar. De canyon waar dit monster van een metropool in ligt is tot de rand gevuld. Slechts de vertikale delen zijn de bouwwoede bespaard gebleven. Ieder hoekje van het straatbeeld is gevuld met al dan niet legale winkeltjes, de een nog kleiner dan de ander, soms niet groter dan een kledingkast of zelfs alleen een doekje in een hoekje waar geen kledingkastje past. Het voelt alsof de tijd de stad heeft ingehaald, alsof het oude en het nieuwe nog geen vrede hebben kunnen sluiten. Bijna stervende bejaarden trachten starend selfie-sticks te slijten aan de massas mensen die voorbijstruinen, kauwgomkauwend, bellenblazend maar gehuld in klederdracht.

Als de dag de nacht heeft omgebracht, en de zon weer wint aan kracht, blijkt de stad veel minder grimmig dan ik eerder had gedacht. Na een wandeling een bergrug op wordt duidelijk hoe eindeloos de zee van steen en staal is waar ik ben verzeild geraakt. Je ziet de stad haast uit haar stadskom klotsen. Bijna alle muren tonen schaamteloos hun naakte baksteen en cement. De roze-bruine bokken zijn meer lucht dan baksteen, elke steen een zestal holle buizen, een deel steen, twee delen letterlijk gebakken lucht. Zo heeft de gravitatiekracht tweederde minder grip op muren en plafonds wanneer het slapend landschap hier zoals zo nu en dan abrubt met veel geweld tot leven komt en berg en dal met stad en al doet beven.

Grote hoogte gaat gepaard met grote droogte. Water wordt hier sneller waterdamp. Thee is hier al kokend lauw. Zakken chips staan ongeopend bol. Lippen, neuzen nagelriemen barsten vaak tot bloedens toe. Zonnestralen in onzichtbare frequenties scheuren gaten in genetisch materiaal. De zon is 's middags gloeiend heet, de schaduw juist steenkoud. Slapend vriest mijn adem aan het raam.
Hoog tijd lager land te zoeken. Drie uur rijden hiervandaan (over 's werelds dodelijkste weg, dat wel, een aantal jaar geleden eistte deze weg gemiddeld elke dag een leven) ligt een plek genaamd de gouden heuvel. Gelukkig is het wegdek kortgeleden nog vernieuwd en bereikt ons bustje zonder veel problemen onze tropische bestemming, waar het wolkendek de bergen raakt, en niet anders kan dan alles wat dat nodig heeft van water te voorzien.

"Welcome to paradise" staat er op een bordje waar het dorp begint. Dat blijkt maar nauwelijks overdreven. Alles groeit en bloeit hier. De dikke laag aan vegetatie die de heuvels hier bedekt bestaat uit palmen en bananenplanten, sinaasappelbomen, mandarijnen en citroenen, avocados, coca en cacao, versierd door witte, blauwe, paarse bloemen; Ipomoeas. De bodem zit vol goud en zilver, het onkruid is dezelfde bloem die thuis mijn badkamer versiert en vormt een groen met rozerood tot paars tapijt dat ieder onopvallend hoekje tot een plaatje maakt. Watervallen monden uit in natuurlijk uitgesleten zwembaden met glijbanen. Vlinders, spechten, geel met zwarte vogels overal.

De twee Ieren; Lewis en Connor, gaan een dagje eerder weg dan ik. Twee landen, zeven dagen, vijf hotels, veertien restaurants, drie bussen, drie boten, vier "ski-liften" en acht taxi's hebben we gedeeld, en het voelt alsof ik ze maanden ken. Vriendschappen op reis zijn kort maar breed, wellicht wat oppervlakkig maar ook intensief.

De dag er op pak ook ik de bus terug naar La Paz, om dezelfde dag nog door te reizen naar de hoofdstad van het grootste rijk dat pre-columbiaans Amerika gekend heeft. Dat wil zeggen terug Peru in, drie uur in de rij staan bij de grens, en op naar Cuzco.

  • 01 Augustus 2016 - 10:06

    Johan:

    Friso, een mooi verslag. Succes

  • 02 Augustus 2016 - 09:56

    Thera:

    mooi geschreven friso! heel tof om te lezen!
    geniet er van daar. en doe de groeten aan de andes van mij.

  • 06 Augustus 2016 - 12:32

    Anneke Jacobi:

    geniet van je brieven Friso!
    met de atlas in de hand reis ik met je mee.
    fijne en veilige reis verder!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Peru, Cuzco

Mijn eerste reis

Recente Reisverslagen:

01 Augustus 2016

Titicaca, La Paz & Coroico

25 Juli 2016

Arequipa & Cotohuasi

10 Juli 2016

De Peruaanse Amazone

10 Juli 2016

De Peruaanse Amazone

Actief sinds 10 Juli 2016
Verslag gelezen: 1336
Totaal aantal bezoekers 3737

Voorgaande reizen:

10 Juli 2016 - 31 December 2016

Mijn eerste reis

Landen bezocht: