De Peruaanse Amazone - Reisverslag uit Iquitos, Peru van frisodehartog - WaarBenJij.nu De Peruaanse Amazone - Reisverslag uit Iquitos, Peru van frisodehartog - WaarBenJij.nu

De Peruaanse Amazone

Blijf op de hoogte en volg

10 Juli 2016 | Peru, Iquitos

Ik ben inmiddels meer dan een week in Peru en ben er nu pas aan toegekomen om een schrift en een pen te kopen om het één en ander op te schrijven. Ik maak hier zo veel mee dat ik merk dat ik het niet allemaal onthoudt als ik het niet neerpen.
Dinsdag 28 Juni, twee uur smiddags. Ik zit in een stilstaand vliegtuig vol peruanen aan gate F09 op Schiphol. Anderhalf uur vertraging want er ontbreekt een passagier wiens baggage wel aan boord is. Wegens de verscherpte veiligheidsregels mag het vliegtuig dan niet opstijgen. Uit mijn raam zie ik gefrustreerd grondpersoneel één voor één de bagagerekken uit het vliegtuig manouvreren om de juiste koffer te zoeken.
Een uur later gaan met denderend lawaai de straalmotoren aan. Driehonderd mensen, sommige duidelijk wat zenuwachtig worden in hun stoel gedrukt. Onder mij verdwijnt het Hollands landschap in de diepte. Na een paar minuten bereiken we de Noordzee, en binnen een half uur tonen zich de Engelse heuvels door de zomerse stapelwolken. Naast mij zit een vermoeide poolse jongedame die stage gaat lopen op de afdeling eerste hulp van een ziekenhuis vlak boven Lima. Ze slaapt terwijl ik slechte films kijk. Om de paar uur hebben we luchtige gesprekjes in kinderachtig pseudo-Spaans.
“Disfruta tu comida” hoor ik de stewardess tegen een Peruaans-ogende medepassagier zeggen. Grappig te merken dat ´disfruta´ (geniet) letterlijk ´ontvrucht´ lijkt te betekenen, ongeveer als in ´pluk de dag` en ´carpe diem´. Als ik door het raampje naast mij na al die uren van slechts lucht en oceaan plotseling de contouren van een eiland voor de Zuid-Amerikaanse kust zie opdoemen onvrucht ik het aanzicht van plukjes palmen op witte stranden in azuurblauw water. Ik verheug me meer dan ooit op de anderhalve maand die voor mij ligt.
Al snel bereikt het vliegtuig het vaste land van de zuidelijke nieuwe wereld. De onschuldige plukjes witte wolkjes maken plaats voor donkergrijze Cumulonimbi, dreigende aambeelden van waterdamp en ongevallen neerslag die laag bij de grond beginnen en boven het tien op kilometer hoogte vliegende stukje aluminium waar ik in zit uit torenen.
Het donkerblauw heeft plaats gemaakt voor een nieuwe oceaan van donkergroen die zich eveneens tot aan de horizon uit strekt. Omdat het vliegtuig in westelijke richting de zon is achterna gevlogen lijkt diens baan vertraagd en mijn toch al lange Nederlandse zomerdag verlengd. Langzaam verdwijnt het daglicht in een Peruaanse wolkendeken. Vlak voor het rubber piepend het astvalt van de landingsbaan in Lima raakt zie ik in de verte de lichten van vissersboten op de stille oceaan.
Mijn interne klok zegt dat het twee uur ´s nachts is en dus woensdag, maar hier is het nog dinsdag, zeven uur savonds. Ik baan me een weg door beveiliging en douaniers, prop mezelf met backpack in een taxi, check in bij het online geboekte hostel, dump mijn baggage in een kleurrijk kamertje en stort mezelf in bed.
De volgende ochtend krijg ik de kans mijn versgeleerde en nog buitengewoon beperkte Spaanse vocabulaire uit te proberen op het grondpersoneel van de Braziliaanse maatschappij waar ik mee naar Iquitos hoop te vliegen. Zij vertellen mij dat ik flink bij moet lappen voor mij tickets omdat ik geen Peruaan ben. Direct moeten betalen, geen Peruaanse Soles hebben, niet kunnen pinnen, wisselkantoor zoeken, niet kunnen wisselen, andere ATM zoeken, toch kunnen pinnen, inchecken, bagagedumpen en weg wezen.
Het vliegtuig boort zich door de laaghangende bewolking van de regenachtige Limanese ochtend en vind al snel de blauwe lucht. We klimmen eerst een heel stuk boven de Stille oceaan in tegenovergestelde richting van ons reisdoel, om voldoende hoogte te winnen om de Andes te overbruggen. Na een scherpe bocht zie ik het tropisch hooggebergte boven het wolkendek uittorenen. Roodbruin, oker, donkergrijze kreukels, besneeuwde pieken boven groene dalen. Daarna begint het landschap uit te vlakken en verschijnt een woud zo groot als de oppervlakte van de maan. Tijdens de afdaling zie ik meer tinten groen dan ooit tevoren.
Als ik de deur open van het vliegveld van Iquitos, de grootste stad op aarde die niet via de weg te bereiken is, verzamelen de mototaxi chauffeurs zich om mij heen, als gieren rond een pas gestorven hond. De taxis zijn hier nog minimalistischer dan bijvoorbeeld de rikshaws van India; niets meer dan een driewielige motor met een bankje en een dakje. De eerste de beste dan maar. Alsof we geen seconde te verliezen hebben scheurt de chauffeur ons over de met gaten en afval bezaaide wegen en propt ons in het gammele barrel tussen overvolle bussen door, aan bumpers klevend, onder luid getoeter schreeuwend naar andere nog asocialere weggebruikers. Bij elk stoplicht springen jongleurs en acrobaten op de kruispunten om hun kunsten te vertonen. Twintig seconden jongleren, tien seconden bedelen, dan naar de overkant. Aangekomen bij mijn hostel betaal ik zonder protesteren drie keer te veel maar als nog bijna niks, zeg hem gedag, dump mijn spullen, trek een baan in het zwembad, kleed me om en loop de levendige junglestad in. Verf in alle kleuren bladdert van met modder, roet en mos beklede muren. De lucht is van vocht verzadigd, meer uitlaatgas dan zuurstof, 33 graden.
Als verse “gringo” word je hier meteen herkent, met “amigo, amigo” aangeroepen en jungletours aangeboden. Dat is hier tegenwoordig de “main business” sinds de ‘rubber-boom’ geknapt is en de olie op begint te raken. Na een halve dag van hot naar her gereden te worden om te vergelijken maak ik enigzins vermoeid mijn keuze. Ik ga 5 dagen naar een lodge zo´n 50 kilometer de Amazone af.
De volgende ochtend vertrek s´sochtends vroeg met een Amerikaanse jogalerares, een Canadese programeur en een Estlandse bijna pro-tennisser maar toch petoleum engineer, alledrie van mijn leeftijd, in twee rickshaws naar de haven, waar het marktdag is en maden zo groot als muizen in bakken krioelen tussen alle soorten tropish fruit, alligatorvlees en verse piranhas.
Na een uur of twee in een hele smalle boot stroomafwaards de Amazone afgevaren te hebben meren we aan bij een plek die zich junglelodge Ayahuaska noemt. Ayahuaska is een psychedelicum waarmee Amazone indianen zichzelf in hogere sferen brengen om zich te ontdoen van welke kwaal dan ook, van onzekerheid tot diabetes, van impotentie tot kanker. Om het te mogen gebruiken moet je een paar dagen op een dieet zonder zout, suiker, vlees en sex, om vervolgens een week lange seremonie te ondergaan onder leiding van een sjamaan. Veel mensen komen speciaal voor Ayahuaska naar Iquitos, het is voor deze stad wat wiet voor Amsterdam is. Tijdens de lunch vertelt één van de ongeveer tien al in de lodges aanwezige gasten dat er gister iemand van acht uur´s avonds tot vier uur ´s ochtends heeft moeten overgeven tijdens zijn halicunaties. Net als mijn drie medereizigers sla ik dit onderdeel maar even over.
Onze tourguide heet Tito. Hij laat ons in de dagen die volgen het regenwoud verkennen. Per boot varen we naar een splitsing in de rivier om daar de legendarische roze dolfijnen te spotten. Meteen raak. Om de paar minuten zien we de roze ruggen van de drie meter lange zoetwater zoogdieren aan de oppervlakte komen, afgewisseld met dolfijnen van een ander soort, de grijze zoetwater dolfijn, slechts een meter lang, die vlak bij de boot met hun hele lichaam boven het water uit springen. In de boom naast onze kamer zit een familie mouse marmosettes (de kleinste aapjes op aarde) ook wel miniature lions genoemd vanwege hun manen en lange staart. De rest van de dagen bij de lodge zitten propvol close-encounters met de meest uiteenlopende dieren: parkieten, toekans, overal allerlei soorten vlinders, luiaards, leguanen, gekko´s, te veel om op te noemen. Tijdens de maaltijden wisselen we in vier talen met backpackers uit tien verschillende landen reisverhalen uit.
Na drie dagen verlaten de Noord-Amerikanen ons en blijven Vex uit Estland en ik samen met tourguide Tito over. Te voet en dan per boot door een moeras bereiken we een twintig meter hoge houten toren waar we overnachten. Behalve dat er een twee meter lange wurgslang boven ons hoofd hangt, die volgens Tito vrij onschuldig is, zit er een enorm gat in het dak waardoor we midden in de nacht doorweekt wakker worden in de stortregen.
De volgende ochtend vissen we op piranha´s. Ik vang een klein exemplaar, haal de haak uit zijn bek, en gooi hem in de lunchbox om zometeen op te laten bakken. Als Vex er ook één vangt, en ik hem voor wil doen hoe je de haak uit de ongelukkige roofvis verwijderd, glipt ie uit zijn hand, en bijt mij in het topje van mijn duim, dat er meteen bijna af ligt. Het bloed stroomt er uit, druppelt in het water waar we kort daar voor nog zwommen, en de piranhas roeren het bruine amazonewater van opwinding.
Terug in Iquitos maak ik plannen voor nog een jungle expeditie. Ik spreek af met een Israelier die ik bij de lodge ontmoet heb en Rothschild van zijn achternaam heet om te kijken naar zogenaamde survival tours, waarbij je dieper het woud in trekt, zelf je eten vangt en verzamelt, in de vochtige jungle vuur leert maken en je eigen dak boven je hoofd bouwt. Tijdens ons overleg eten en drinken we op de markt van de wijk Belen, een district van de stad dat kan drijven, maar bij laag water zoals nu op het vaste land ligt. Voor drie keer niks eten we heerlijk, en drink ik paars maissap. Dat had ik beter niet kunnen doen, want de nacht er na besteed ik zittend op en hangend boven het toilet. De volgende middag blijk ik 39 graden koorts te hebben. Toch maar even naar een dokterspost, want ik zit onder de muggenbulten, heb verzuimd malariamedicijnen te nemen, en ben gebeten door een piranha die vast zijn tanden niet heeft gepoetst. Bij het loket van de kliniek nemen ze het zeer serieus, en voor ik het weet lig ik aan een infuus met electrolieten, anti misselijkheids medicijnen en weet ik niet wat. Na twee uur sta ik weer op straat met een zak antibiotica en twee strips paracetamol. Kennelijk is overleven in deze stad voor mij moeilijk genoeg. Ik bel Rothschild af en boek een makkelijkere oerwoudexpeditie.
6:30 opgestaan want om acht uur word ik opgehaald door Vili, de tourguide van het hostel waar ik overnacht. Ingepakt, ontbeten, en met Vili en asistent Gustavo vier Taiwanese dames opgehaald: Fu, Su, Li en Ping. Stuk voor stuk leraressen, zes weken op reis, net gister dertig uur gereisd, vier vluchten. Bescheiden, wat verlegen, wel intelligent, heel veel foto´s maken. Na een uur of twee, zo´n 180 kilometer in zuidelijke richting te zijn gereden over het langste stuk weg in dit gebied in Nauta overgestapt op een mototaxi, en even de lokale markt bezocht met onder andere een stuk of 5 soorten bananen, paarse aardappels en emmers vol door vrouwen voorgekauwde Yuka drank. Toen in een boot gestapt stroom afwaards naar de plek waar de Amazone officieel begint. Vervolgens stroomopwaards een zijtak van de rivier in, dan weer een afslag een smalle zwartwater rivier in. Aan weerszijden prachtig oerwoud. Ontelbare soorten bomen, vol lianen en bloeiende bromelias. Vier soorten Kingfishers, twaalf soorten reigers (sommige meer dan een meter hoog, anderen maar 15 centimeter). Parkieten en allerlei andere soorten vogels, groen, rood, blauw, geel.
(Wauw, er vliegt terwijl ik dit schrijf een Blue Morpho vlak voor mijn neus langs, een hemelsblauw met zwarte vlinder met een spanwijdte van 15cm! Behalve allerlei soorten topische vogels, kikkers en krekels hoor ik op de achtergrond ook zachtjes een nocturne van Chopin die Vili op zijn telefoon luistert.)
Na zo’n drie uur varen komen we aan bij de lodge. Het is een prachtig complex van houten hutten op palen met bruggen en trappen aan elkaar verbonden. S´middags bezoeken we min of meer verplicht een dorpje om een kleinigheidje te kopen van de lokale bevolking. De Peruaanse overheid en de jungle tours werken met hen samen aan het behoud van het oerwoud. Vili vertelt me dat er helaas al twee projecten in dit dorp mislukt zijn (een wildlife nursery en een butterfly farm) wegens gebrek aan educatie van de verantwoordelijke dorpelingen.
S´avonds maken we in het donker een boswandeling en spotten Bullfrogs zo groot als katten, tarantulas zo groot als handen, giftige spinnen in enorme webben, salamanders, bullet ants (22 uur even veel pijn als een kogel) en een Rainbow Boa Constrictor!
Donderdag 7 juli
Vijf uur op, in het donker in een bootje gestapt om vogels te spotten. Valken, gieren, apen.
Na het ontbijt drie uur door het woud gewandeld om over de lokale flora te leren. Het wemelt van de kleine zwarte aapjes, vanwege hun witte baard bijgenaamd “bebedores de leche” = melkdrinkers. Vili vertelt over de manieren waarop zijn grootouders de bomen en planten gebruikten om te overleven. Donkerrood hars met jodium ter ontsmetting, “het fruit des levens” vol vetten en eiwitten, Acai bessen vol vitamines, het sap van de ‘strangler fig’ om wonden mee dicht te maken en als lijm, de schors van een boom waarvan ik de naam ben vergeten tegen Arthritis, een ander sapje van boomschors tegen diaree. Van alles weet hij de Latijnse naam. Tegen de muggen helpt het mierenzuur van de termieten die zich in grote donkerbruine papier-achtige nesten aan veel bomen ophouden. Hij snijdt er een stuk af en houdt zijn hand op de plek waar het gat is ontstaan tot er ongeveer 200 termieten op zijn hand krioelen. Ze proberen hem te bijten maar komen niet door zijn huid heen. Dan wrijft hij in zijn handen om ze te vermalen tot iets wat opvallend lekker ruikt en doet denken aan citronella. Hij smeert het over zijn lichaam. “Zo, nu ben ik voor 30 minuten beschermd. Daarna moet het opnieuw, want je zweet het er zo weer af in deze hitte, en de muggen zijn sterk, ze hebben hier botten.”
Bij een grote rubberboom vertelt hij over de Rubber-boom (engels): de periode in de 19de eeuw waarin de vraag naar rubber plots enorm toenam door het gebruik in stoommachines en als banden. Hij vertelt over het grote onrecht dat de lokale bevolking is aangedaan, de uitbuiting, de slavernij, de mishandeling, de gedwongen prostitutie. Als we weglopen huilt de boom nog steeds in kleverige witte tranen.
Even later wordt het geruis van het bos en het “getsjing” van onze machettes waarmee we ons een weg door het gewas banen plots onderbroken door het geluid van brekende taken in de boomkruinen boven ons, niet op één plek maar op steeds meer plekken dichterbij en om ons heen. Overal verschijnen nieuwschierige gezichtjes van capucijn aapjes, een grote groep van meer dan 50 exemplaren. Als ze allemaal even gekeken hebben slingeren ze door.
Terug bij de lodge heerlijk geluched met mijn taiwanese reisgenotes. Als ze een paar woorden met de kok willen wisselen gaat dat als volgt: zij bedenken in het Mandarijn wat ze willen zeggen, vertalen dat in houterig Engels aan mij, dat vertaal ik in mijn hoofd in het Nederlands, waarna ik het in nog krakkemikkiger Spaans aan de kok vertel, die het vervolgens in zijn hoofd in zijn lokale taal vertaald. Er gaat vast van alles verloren.
(Terwijl ik dit opschrijf zijn er een paar prachtig parelmoer-metallic groen-paarse insecten met ingewikkelde patronen op hun vleugels bezig om met een soort motorzagen aan de voorkant van hun snuit gaten in mijn voeten te zagen om mijn bloed te kunnen drinken)
Laat in de middag varen we met een bootje de rivier waar de lodge aan ligt verder stroom opwaards. Het water is zo´n acht meter breed en aan weerszijden torenen de bomen tot een meter of dertig boven on suit. Sommige dieren zijn eenvoudig te spotten. De ijsvogels zijn bijvoorbeeld bijna altijd aan het vliegen, op ooghoogte zoekend naar een nieuwe tak om vandaan te vissen.
Veel vogels zijn zo opvallend van kleur dat ze zonder te bewegen makkelijk te spotten zijn. Andere dieren zijn lastiger te vinden. Vili en Gustavo weten precies waar ze op moeten letten. “Kijk, daar op dat takje een groepje baby aapjes! Daar helemaal boven in die boom honderd meter verderop een groene leguaan! En daar een luiaard!” Op een gegeven moment spot ik op een plak halverwege een U-vormige liaan waar we voorbij varen iets wat op het eerste gezicht op een blad lijkt. Maar gezien lianen geen bladeren hebben vermoed ik dat het iets anders is. “ Volgens mij zag ik net een groene slang een stuk je terug, maar ik weet het niet zeker.” Zeg ik. We varen terug, en na wat zoeken wijs hem aan. “Ohhh…!” Roepen Vili en Gustabo in koor. “Emerald Boa! Emerald Boa! Woa! Emerald Boa! Very, very rare! You have good eyes! We have never seen an emerald boa before! I always wanted to see one! Mires ese Emerald Boa Gustabo! Thank you Friso!” Roept Vili enthousiast. “Ahhh…!” Roepen de Taiwanese vrouwen. We hebben wel een half uur staan kijken terwijl de gifgroene constrictor van een meter of twee met zijn witte strepen en gele buik uit zijn siesta ontwaakt en langzaam onder zacht geslis via de liaan de boom in kruipt.
Terwijl we door varen wordt het langzaam donker. Een groep toekans wacht ons op in de bomen aan de rand van een meer. Daar wachten we tot de schemer voorbij is en de nacht begint. Vlak voor dat echt zo is ziet Vili in het riet tussen de mangroves twee ogen oplichten. Voorzichtig varen we een stuk het ondergelopen bos in, waar hij op de voorkant van de boot gaat liggen en met een lus aan een stok een meter lange kaaiman uit het water trekt. Verbazingwekkend geeft het jonge dier zich zonder veel verzet volledig over aan haar lot en laat zich van alle kanten bekijken voor we haar weer te water laten.
Als we het bootje weer achteruit het meer op hebben gemanouvreerd en de lampen uit gaan, blijkt de junglenacht, zo ver van de bewoonde wereld minder gitzwart dan verwacht. Zonder stedelijke lichtvervuiling is er hier geen boogseconde hemel zonder sterren. Duizenden. Nog nooit zag ik er zo veel tegelijk. De maan ligt onderuitgezakt, rustend op haar rug, als een glimlach aan de equatoriale hemel. Vanaf deze kant van de planet, merk ik blij verrast en vol ontzag, heeft men bij nacht uitzicht op het centrum van de melkweg, de as waar omheen alles wat een mens ooit met het blote oog zal waarnemen draait. In Europa moeten wij genoegen nemen met en arm of twee van deze ballerina in haar galactische pirouette, hier ziet men haar fonkelende lichaam. Een groot deel van de hemel is gevuld met deze glinsterende bolvorm, onderbroken door zwarte wolken interstellair stof. Vallende sterren schieten voortdurend door het firmament, satelieten trekken staag hun banen. De bomen zitten vol met vuurvliegjes die beurtelings zo fel oplichten dat de dichtstbijzijnde blaadjes zichtbaar worden. Op het kroos en het blad van de reuzenlelies in het meer lichten de lichaampjes van andere instecten op, zo klein als speldenknopjes, zonder knipperen in puur wit licht. Dit hele schouwspel wordt weerspiegeld in de oppervlakte van het water. Eenmaal terug in de lodge blijk ik inmiddels meer muggenbulten op mijn lichaam te hebben dan de Nederlandse hemel sterren heeft. Ik tel er 337.
Tijdens mijn reis probeer ik gaandeweg meer Spaans te leren. Gelukkig spreekt men in Zuid-Amerika wat langzamer dan in Spanje. De medewerkers van het hotel in Lima en de mensen op het vliegveld begreep ik aardig. Maar hier in het Amazonegebied spreekt men een zeer merkwaardig dialect. Inmiddels heb ik het een beetje door. Mijn de laatste jaren wat in slaap gesuste toch al vrij onderontwikkelde talenknobbeltje left aardig op. Door al dat geïnterpreteer van woorden, gezichten en gebaren ben ik ondertussen in een modus geraakt waarin het me zelfs af en toe lukt om Chinese woorden op te pikken uit de conversaties tussen mijn Taiwanese reisgenotes. Die koppel ik dan op onverwachtte momenten aan ze terug om ze te plagen. Toen Vili bij de rubberboom vertelde dat de rubberbaronnen rond 1880 in Iquitos waren hoorde ik Ping zeggen “Eighteen eighty, I pa pa lin”. Aha, één acht acht nul. Onthouden.
Bij het eten legt Vili uit dat het bananenkoekje makkelijk te maken is. Plukken, schillen, snijden, koken bakken, platslaan, en frituren. Als hij weg is zegt één van de dames iets in het Mandarijn. Met een blik waaruit blijkt dat ze het ergens niet mee eens is maakt ze gebaren die duidelijk het bereidingsproces van het koekje uitbeelden. “No, I agree,” zeg ik “it does not sound easy to make this cookie at all.” “Whoahahuh?!” roepen ze in koor op een manier die mij in lachen doet uitbarsten. “How you know wha I say?” Ik glimlach en haal mijn schouders op. Wat later wijst Fu op elk gefrituurd onderdeel van het avondeten (dat zijn er inderdaad best veel) waarbij ze steeds hetzelfde woord zegt, gevolgd door een steeds verschillend woord. “Yes, everything seems to be fried.” “Whoahoa??” Roepen ze weer tegelijk. “How many Chinese words do you know?” “Lin.” Antwoord ik. “Ok, maybe ´i´.” “Whahao, no you know mole!” Roepen ze lachend. “Yes, it is probably about ´Pa´ by now.” Zeg ik terug.
Als we de volgende dag terugvaren breekt onderweg de hemel open en stort zich over ons overdekte bootje uit. De rivier zwelt aan en verlengt de terugreis met een uur. Als de dames vragen hoe oud ik ben, en ik 31 antwoord barsten ze in lachen uit. Ze vertellen me dat ze me de afgelopen dagen ´Chow ti´ noemden, wat jongere broer betekent. Terug in Iquitos zeg ik mijn verre Oosterse zussen gedag. Morgen vlieg ik naar Arequipa, net zo ver van hier en in ongeveer dezelfe richting als van Amsterdam naar Sardinië.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Peru, Iquitos

Mijn eerste reis

Recente Reisverslagen:

01 Augustus 2016

Titicaca, La Paz & Coroico

25 Juli 2016

Arequipa & Cotohuasi

10 Juli 2016

De Peruaanse Amazone

10 Juli 2016

De Peruaanse Amazone

Actief sinds 10 Juli 2016
Verslag gelezen: 420
Totaal aantal bezoekers 3727

Voorgaande reizen:

10 Juli 2016 - 31 December 2016

Mijn eerste reis

Landen bezocht: